‘Ik zei tegen mijn man: Van nu af aan, neem ik alles over’

Leestijd verdieping: 5 minuten
Door Syrinx Fakkeldij
Webredacteur


‘De inkomsten en uitgaven van het gezin ontging menig vrouw, of beter gezegd: werd de vrouw onthouden’, schrijft mevrouw Steen in een brief van zes kantjes aan de universiteit.

‘Ik vertel over mijn moeder, over mezelf en over vrouwen van nu’, schrijft de 88-jarige Steen, die al 63 jaar een kasboek bijhoudt. Ze stuurde haar kasboeken en die van haar grootmoeder op naar de universiteit.

Weduwepensioen

‘Ik kreeg in 1954 vijftig gulden huishoudgeld per week, later meer,’ schrijft Steen. ‘En ik zorgde dat ik uitkwam! Maar verder wist ik niets over de financiële situatie van het gezin. Waren we verzekerd en waarvoor? Ik heb daar vele malen om gevraagd. Eens, toen ik vroeg aan mijn man: “als jou iets overkomt, is er dan een weduwepensioen?” Er waren inmiddels zes kinderen en hij werkte als zelfstandige. Zijn antwoord was: ik word niet ziek en ik ga niet dood.’

‘Maar dat gebeurde dus wel,’ vervolgt Steen. ‘Hij moest stoppen met werken toen hij 55 jaar oud was. De dag dat hij terugkwam uit het ziekenhuis, kreeg ik opening van zaken. Ik ben naar buiten gegaan en heb twintig minuten in de kou gestaan om tot rust te komen. Toen ben ik naar binnen gegaan en heb gezegd: Van nu af aan, neem ik alles over.’

De brief van mevrouw Steen.

Kladje

Corinne Boter, postdoc bij de financiële onderzoeksgroep, houdt zich bezig met de dataverwerking van de honderden kasboeken die de universiteit binnenkrijgt. Ook het kasboekje van mevrouw Steen en haar grootmoeder kwam bij Boter terecht. Over het voorgedrukte huishoudboekje van Steen zelf zegt Boter: ‘Die kasboeken uit de jaren vijftig zijn gestandaardiseerd. Het is een manier om mensen te helpen hun financiën op orde te krijgen. Voorin zit een hele uitleg over hoe je het kasboekje bijhoudt. Er staat bijvoorbeeld in dat het handig is om eerst even een kladje te maken waarin je alles uitrekent en daarna netjes opschrijft in je kasboekje. Op de voorkant van dit kasboekje zie je inderdaad een soort kladje.’

Het kladje op de voorkant.

Boter: ‘Het kasboekje van haar grootmoeder daarentegen is niet voorgedrukt. Mensen kunnen prima zelf een kasboek bijhouden. Het leuke van die niet-voorgedrukte is dat je kan zien hoe financiële geletterdheid eruit ziet: haar grootmoeder schrijft elke week dezelfde vaste lasten op, zoals de slager, winkel en bakker. En op de pagina ernaast staan de losse uitgaven, zoals “poszegels”. Mensen groeperen zelf hun uitgaveposten en dat levert ook bepaalde gegevens en details op voor het onderzoek’.

‘Cijfers zijn cijfers, maar de persoonlijke verhalen erachter geven kleur.’

‘Hoewel we nog helemaal aan het begin van het onderzoek zitten,’ vertelt Boter verder, ‘zijn we wel bezig met het binnenhalen van data. Als we genoeg gegevens hebben, dan gaan we huishoudens groeperen, bijvoorbeeld op beroep van de kostwinnaar of op inkomsten. En met al die data hopen we patronen te ontdekken en grote verhalen te vertellen. Het persoonlijke verhaal achter het kasboekje, zoals die van mevrouw Steen, en het grote verhaal met de data sluiten elkaar overigens niet uit,’ zegt Boter. ‘Cijfers zijn cijfers, maar de persoonlijke verhalen erachter geven kleur.’

Mannen beheren het geld

Dat het geld in eerste instantie uitsluitend door de man werd beheerd, is Steen niet vreemd, want ook het geld van haar moeder werd door mannen beheerd.  ‘Mijn vader bracht alleen zijn opleiding mee in het huwelijk en mijn moeder had – van vroeg gestorven ouders – een erfenis gekregen’, schrijft Steen. ‘Eerst beheerde een voogd het geld van mijn moeder, daarna haar één jaar oudere broer en toen zij op 22-jarige leeftijd trouwde: mijn vader. Maar gevoelsmatig bleef het háár geld, en daar gedroeg zij zich ook naar.’

Rekeningen achter de pianoklep

‘Eens per maand ging mijn vader achter zijn bureau zitten en werd mijn moeder “geroepen”… En dan volgde een stroom van verwijten. Alle rekeningen die mijn moeder de hele maand achter de klep van de piano had verstopt, kwamen ter tafel. Alle kinderen – en natuurlijk ook mijn vader – wisten dat daar alle ongeopende rekeningen lagen, maar mijn vader deed alsof hij die net pas ontdekt had. Mijn moeder hoorde zijn verhaal aan en ontving daarna honderd gulden. Vervolgens ging mijn moeder – letterlijk op een holletje – naar het “delicatessehuis” en legde de honderd gulden op de toonbank met de woorden: “trek het maar af van de rekening”. Dat was meestal net wel of net niet voldoende.’

‘Ze wilde niet afhankelijk zijn van haar echtgenoot.’

‘Mijn moeder wilde deze situatie niet meer’, schrijft Steen. ‘Ze werd ziek, lag maanden in het ziekenhuis en de behandelend arts had haar zover gekregen dat ze uit haar gouden kooi kwam en voor zichzelf ging opkomen. Ze was voor het huwelijk onderwijzeres geweest, dus ze ging weer lesgeven als invalkracht. En in 1947 ging ze naar Parijs, later volgde India, Peru en verschillende delen van de Verenigde Staten. Ze wilde niet afhankelijk zijn van haar echtgenoot. Géén verantwoording, en géén huishoudboekje.’

Vrouwen van nu

‘Toen ik vroeger inleidingen gaf bij vrouwenorganisaties, zei ik tegen de vrouwen: heb de ander lief gelijk u zelve. Nou, ze stonden allemaal op hun achterste benen. Ze cijferden zichzelf helemaal weg. Ik zei: u bent óók de moeite waard’, schrijft Steen. ‘We zijn er nog lang niet’, vervolgt ze. ‘Vrouwen van nu moeten alles doen: werken, een goede echtgenote zijn en voor de kinderen zorgen. Dat moet echt beter verdeeld worden.’

Wegens privacyredenen is de naam Steen gefingeerd. De echte naam is bekend bij de onderzoekers van de universiteit.