Krediet: het welvaartswonder

Leestijd verdieping: 3 minuten
De toegenomen kooplust in de jaren '50 - door Christoph Michels (2007, CC license 2.5)
Vorige Pagina
Door Jesper van der Most, Christophe van der Kwast en Melle Berg


Nederland was tot halverwege de twintigste eeuw een land van spaarders. De meeste huishoudens leenden niet of nauwelijks geld.
De Rotterdamse bankier Theodore Rees van den Ende wilde daarin verandering brengen. In 1926 begon hij met 15.000 gulden de Nationale Volksbank, die kleine leningen aan huishoudens verstrekte. Halverwege de jaren vijftig richtte Rees van den Ende de Nederlandse Vereniging voor Gezinscrediet op. Hij wilde de belangen van zijn Nationale Volksbank beschermen, maar vooral ook een groter gedachtegoed uitdragen: kredietverlening kon bijdragen aan groeiende welvaart. Waar het maar kon, mengde hij zich in discussies over kredietverlening. Zoals in Wassenaar waar hij wethouder was, in contacten met andere financiële dienstverleners, bij de Nederlandse overheid en zelfs in Europa.
En steeds opnieuw betoogde Rees van den Ende: lenen is de toekomst.

 

Lenen is het nieuwe sparen

Volgens Rees van den Ende waren Nederlandse huishoudens in de jaren vijftig veel te voorzichtig met hun uitgaven. Door eerst te sparen en dan te kopen, moesten ze lang wachten voordat ze nieuwe producten konden gebruiken en dat hoefde volgens hem helemaal niet. De koelkasten en auto’s die Amerikanen kochten, waren ook voor Nederlanders binnen handbereik. Ze moesten gewoon meer krediet gebruiken. Volgens Rees van den Ende was lenen niets anders dan achteraf sparen. Het enige verschil was dat huishoudens door te lenen veel eerder plezier hadden van de producten die ze kochten.

“Volgens Rees van den Ende was lenen hetzelfde als sparen achteraf”

Rees van den Ende richtte de Nederlandse Vereniging voor Gezinscrediet op in 1954, precies op het moment dat de Nederlandse regering onderzoek liet doen naar de economische betekenis van consumptief krediet. Hij was ervan overtuigd dat de Nederlandse economie zou profiteren van kredietverlening aan huishoudens. Als zij meer geld uitgaven, konden er meer goederen geproduceerd worden. Deze industriële groei zou in zijn ogen de Nederlandse economie sterker maken zoals dat ook in de Verenigde Staten was gebeurd. En dat was weer voordelig voor de huishoudens omdat de producten die ze kochten goedkoper zouden worden. Rees van den Ende maakte het zijn missie Nederland te overtuigen van deze voordelen.

 

Is lenen wel veilig?

Niet iedereen was onmiddellijk overtuigd. Met name Thomas Fruin, voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet en prominent lid van de PvdA, waarschuwde voor overkreditering. In het Rapport Afbetalingswezen dat hij voor het wetenschappelijk bureau van zijn partij opstelde, werd sparen veiliger en voordeliger dan lenen genoemd. Fruin vreesde dat huishoudens, zonder het door te hebben, te veel zouden lenen, met onbetaalbare schulden als gevolg. Daarbij kon een eventuele economische crisis ervoor zorgen dat schulden gezinnen financieel de das omdeden. Het Gezinsbegrotingsinstituut was het met Fruin eens en gaf het advies: ‘sparen is goedkoper, veiliger en beter.’

Uit het Statistisch zakboek (1966) van het CBS.


Veiligheid is achteruitgang

Rees van den Ende vond dat Fruin zich te veel zorgen maakte. De meeste consumenten maakten verstandig gebruik van krediet. Bij zijn eigen Nationale Volksbank kwamen maar weinig wanbetalers voor. Hij wilde natuurlijk ook dat woekerpraktijken voorkomen werden, maar de onzichtbare hand van de vrije markt zou oplichters vanzelf ontmaskeren. Dat was in het buitenland immers ook gebeurd.

“Een show van levensstandaard en levensdurf”

Als sparen dominant bleef, zou het land internationaal steeds verder achterop raken, vreesde Rees van den Ende. Nederlanders hadden in de jaren vijftig de minste auto’s van alle West-Europeanen, om nog maar niet te spreken van Amerika. Ook andere consumptiegoederen werden nog weinig verkocht. Door de spaarcultuur dreigde de levensstandaard in Nederland te stagneren. Met krediet, een “show van levensstandaard en levensdurf”, was een inhaalslag nog mogelijk. Niet met “bezorgdheid voor de toekomst”.

 

De toekomst wees het uit

Rees van den Ende had het goed gezien. Dat wil zeggen, steeds meer Nederlanders gingen auto’s, koelkasten en andere consumptiegoederen op krediet kopen. Maar ook zijn tegenspeler Fruin had een punt: als huishoudens te veel krediet opnamen, dreigden financiële problemen. Rees van den Ende was zich daar terdege van bewust wat blijkt uit het feit dat hij in 1966 aantrad als één van de eerste bestuursleden van het Bureau Kredietregistratie, dat tot op de dag van vandaag bijhoudt hoeveel geld Nederlandse huishoudens geleend hebben.