Consumentenkrediet

Leestijd verdieping: 3 minuten
Op de pof kopen bij de kruidenier. Bron: Nationaal Archief/Fotograaf : Noske, J.D. / Anefo
Vorige Pagina
Door Joost Jonker
Hoogleraar Bedrijfsgeschiedenis


Tegenwoordig nemen we zonder blikken of blozen krediet. We staan even rood bij de bank, betalen met een creditkaart, leasen een auto of kopen een telefoon op afbetaling. Niemand die je er vreemd op aankijkt, we vinden het doodgewoon.

Maar tot zo’n vijftig jaar geleden is consumentenkrediet maatschappelijk omstreden. Lenen doe je niet, en als je het doet, geef je dat niet openlijk toe. Mensen mochten eens denken dat je blut bent of op de pof boven je stand leeft. Grote uitgaven, voor meubels, een naaimachine of een piano, betaal je contant. Heb je dat geld niet, dan spaar je ervoor. En wie te weinig bezit om te sparen, moet vooral niet kunnen lenen. Dat vindt de overheid ook. Consumentenkrediet is een noodzakelijk kwaad dat ingedamd moet worden om te voorkomen dat mensen met lage inkomens in de verleiding komen op krediet spullen te kopen die ze eigenlijk niet kunnen betalen.

Consumentenkrediet is een noodzakelijk kwaad dat ingedamd moet worden.

Natuurlijk lenen mensen toch. De gegoede burgerij koopt sieraden, meubels of kleding op krediet. Met bakkers, slagers en kruideniers reken je per week, per maand of per kwartaal af. Mensen die krap zitten, nemen krediet bij banken van lening of bij pandjesbazen met als onderpand horloges of sieraden. Dat pandkrediet staat al sinds de Middeleeuwen in een kwade reuk vanwege woeker, de dikwijls erg hoge rente. Wettelijke maatregelen ertegen hebben door een gebrek aan toezicht echter weinig effect.

Juridisch verzet

Tegen het einde van de negentiende eeuw komen nieuwe vormen van consumentenkrediet op, zoals huurkoop en kopen op afbetaling. Die versterken de vrees dat mensen met beperkte draagkracht slachtoffer worden van woekerpraktijken. Desondanks duurt het nog tientallen jaren voordat huurkoop en kopen op afbetaling bij wet geregeld worden.

Juristen verzetten zich namelijk omdat het principe van contractvrijheid voor hen heilig is: burgers moeten vooral vrij blijven om te kiezen wat voor contracten ze willen afsluiten. De markt zou dan wel zorgen dat misbruik binnen de perken blijft. Door de bezwaren van de juristen komt er pas in 1932 een wet op pandjesbazen. Die wet werkt dankzij overheidstoezicht goed in het tegengaan van kwalijke praktijken, maar een min of meer gelijktijdige wet op afbetaling en huurkoop blijft door gebrek aan toezicht een dode letter en biedt dus eigenlijk onvoldoende bescherming aan consumenten.

Bureau Kredietregistratie

Na de Tweede Wereldoorlog blijken de oude vooroordelen tegen consumentenkrediet nog springlevend. Pas tegen het einde van de jaren vijftig tekenen zich veranderingen af. Er komt namelijk een stroom duurzame consumentenproducten op gang die door geleidelijke loonstijgingen steeds betaalbaarder worden: wasmachines, koelkasten, stofzuigers, radio’s, brommers en wat later ook televisies…

Banken halen het kopen op afbetaling uit de sfeer van schimmige aanbieders.

Tegelijkertijd ontdekken banken de consumentenmarkt en halen zij het kopen op afbetaling en persoonlijke kredieten uit de sfeer van schimmige aanbieders met dito condities. In 1964 richten de banken het Bureau Kredietregistratie in Tiel op dat toezicht moet houden. Het gebruik van consumentenkrediet neemt inmiddels met tien tot twintig procent per jaar toe, ondanks het voortbestaan van de oude vooroordelen. Bij marktonderzoek aan het einde van de jaren zestig verwerpt twee derde van de ondervraagden de mogelijkheid van kopen op afbetaling.

Kredietnemen wordt niet langer meer beschouwd als een bedreiging voor mensen met lage inkomens.

Krediet als sparen achteraf

Door die sterke toename op het nemen van krediet, komt de overheid in 1972 met een opmerkelijk wetsvoorstel. Kredietnemen wordt niet langer beschouwd als een bedreiging voor mensen met lage inkomens, maar als een normaal onderdeel van het moderne leven. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel wordt kredietnemen zelfs ‘sparen achteraf’ genoemd. Daarnaast breekt het wetsvoorstel met contractvrijheid door consumentenbescherming daarboven te stellen. De invoering van de Wet op het consumptief geldkrediet in 1972 markeert dus een belangrijke omslag in opvattingen over consumentenkrediet en daarmee de ontwikkeling van de moderne consumptiemaatschappij.