Van roggebrood naar luxe vakanties
‘Wordt er hier in huis een koel- of ijskast gebruikt?’ Een vreemde vraag voor een consumentenonderzoek, maar in 1947 niet, omdat een koelkast toen nog zeldzaam was. Bijna zesduizend gezinnen uit verschillende sociale lagen in Nederland werden bevraagd over hun koopgedrag door de Nederlandse Stichting voor Statistiek.
De aandacht voor het koopgedrag was nieuw en dit onderzoek levert daarom een unieke bron op. De informatie is een mooie aanvulling op gegevens uit kasboekjes, omdat die op een heldere wijze laat zien waar Nederlanders hun geld aan besteden. Bovendien worden lang niet alle uitgaven in kasboekjes verantwoord.
Onze consumptie kort na de Tweede Wereldoorlog
Vlak na de Tweede Wereldoorlog zag het dagelijks leven er geheel anders uit. Mensen hadden veel minder te besteden dan nu. Niet meer dan twee procent van de ondervraagden had in 1947 een koelkast thuis. De ijskast was vooral bij de stedelijke gegoede middenklasse en welgestelden te vinden.
Niet meer dan twee procent van de ondervraagden had in 1947 een koelkast thuis.
Ook de ‘elektrische wasmachine’ was indertijd geen gemeengoed. Bijna negentig procent van Nederlandse huishoudens beschikte niet over zo’n ding. En slechts een enkeling kon zich een personenauto veroorloven. De autobezitters woonden vooral op het platteland, dat waren de dorpsarts, de notaris en de burgemeester. De telefoon – niemand boven de vier of vijf jaar kan zonder tegenwoordig – was in 1947 in zeventien procent van de huishoudens aanwezig.
Van aardappelen naar wittebrood
Toch was er in de decennia tot 1947, afgezien van de oorlogsjaren, al veel veranderd in het bestedingspatroon. Er was ruimte in het budget voor betere voeding, kleding en huisvesting, vooral dankzij de stijging van het reële inkomen. Het voedselpakket werd gevarieerder. Bestond het menu rond 1870 vooral uit aardappelen, roggebrood, vet en azijn, daarna consumeerden mensen steeds meer suiker, vlees en het dure wittebrood.
Over het uitgavenpatroon van vóór 1947 is weinig bekend, maar wat we wél weten is dat de uitgaven aan voedsel per huishouden daalden, zodat meer besteed kon worden aan andere elementaire zaken, zoals wonen. In 1947 werd maar veertig procent van het budget aan voeding besteed, terwijl dat omstreeks 1870 tussen de vijftig en zeventig procent was.
Een eigen wc werd al tamelijk normaal gevonden, maar de douche was nog een unicum.
Betere voorzieningen in huis
Eind negentiende eeuw was het veelal treurig gesteld met de woonverblijven van met name arbeiders. Veel gezinnen vertoefden in tochtige en donkere eenkamerwoningen. Het waren vaak krotten zonder sanitair, stroom en waterleiding, zo blijkt uit diverse woningonderzoeken van destijds. Een halve eeuw later, in 1947 waren de woonomstandigheden al sterk verbeterd, vooral dankzij de sociale woningbouw. Ruim 80 procent van de woningen van de ondervraagden was ondertussen aangesloten op waterleiding, 70 procent op gas en ruim 90 procent op elektriciteit. Een eigen wc werd al tamelijk normaal gevonden, maar de douche was nog een unicum.
De gouden jaren
Daarna zou het wooncomfort nog drastisch toenemen. Vanaf de jaren zestig werd Nederland welvarender. Ook de lagere sociale groepen gingen er enorm op vooruit. Hoewel de oliecrisis van 1973 een einde maakte aan de gouden jaren, had de consument zijn slag geslagen. Dat weten we, omdat het onderzoek uit 1947 in 1977 dunnetjes werd overgedaan door de genoemde stichting en ook omdat het CBS belangstelling kreeg voor het consumptiepatroon.
Hoewel Nederlanders relatief gezien nóg minder van het inkomen besteedden aan voedsel waren de maaltijden luxer en gezonder dan ooit.
Halverwege de jaren zeventig waren er nog maar weinig huishoudens zonder koelkast, wasmachine, telefoon en douche. De zwartwittelevisie, in 1947 nog onbekend, was in 1975 in bijna alle huishoudens aanwezig en vijf jaar later alweer grotendeels vervangen door een kleurentoestel. De auto stond bij ruim zestig procent van de gezinnen voor de deur. En hoewel Nederlanders relatief gezien nóg minder van het inkomen besteedden aan voedsel – in 1975 twintig procent -, waren de maaltijden luxer en gezonder dan ooit.
Vliegreizen en online shoppen
Vandaag de dag besteden Nederlanders een toenemend aandeel van het budget aan luxe diensten. Mensen gaan steeds vaker op vakantie en vliegen naar het buitenland is normaal geworden. Daarnaast besteden ze de schoonmaak uit en kopen ze meer medische zorg in.
Nog maar tien procent van het budget spenderen Nederlanders aan voedsel. Ze sparen en beleggen in groten getale voor later en ze verzekeren zich tegen van alles en nog wat. Het internet versterkt de dienstensamenleving: bestelbussen rijden af en aan in de woonwijken. Niet langer kopen Nederlanders muziek, maar betalen ze voor streamingsdiensten. Kortom, sinds 1870 is het bestedingspatroon dramatisch veranderd.