Boer of burger?

Leestijd verdieping: 3 minuten
Foto van onze stolp “Mijn Genoegen” met onze koeien, anno 1970. Bron: Historische Vereniging Hemony
Mijn broer Dirk Schuijtemaker
Vorige Pagina
Door Lourens Schuijtemaker
Stagiair


Wij Schuijtemakers hebben het oudste agrarische familiebedrijf van Noord-Holland. Al sinds 1661 houden wij vee in het kleine Grosthuizen, een dorpje nabij Hoorn. Dit kan vreemd klinken: een boerenfamilie met de naam Schuijtemaker. Wij kregen onze naam van onze stamvader: Jacob Arisz Schuijtemaker. Hij was niet alleen boer, maar verdiende wat extra’s door ook schuiten te maken.

Tegenwoordig is het niet veel anders. Hoewel we geen schuiten meer maken, zijn we niet alleen boer. Mijn oudste broer Dirk neemt het bedrijf over van onze vader, maar Dirk is tevens elektricien. Dit is niet de enige inkomstenbron van buiten het boerenbedrijf: we hebben ook obligaties van FrieslandCampina.

Omdat niet alle zoons boer kunnen worden, heb ik me op de wetenschap gestort. Toch valt de appel niet ver van de boom: de agrarische geschiedenis is waar mijn hart ligt. Vandaar dat ik bij het onderzoeksproject Kasboekje van Nederland de agrarische bronnen voor mijn rekening neem. Op dit moment ben ik ook met een ander onderzoek bezig, een die nóg dichter bij mijn wortels ligt. Ik onderzoek de agrarische geschiedenis van voor Napoleon in Westfriesland, de bakermat van onze familie. Hierbij zie ik dat onze familie zeker niet uniek was als schuitenmaker: door de eeuwen heen zoeken veel boeren aanvullend inkomen buiten de agrarische sector.

Boer en chirurgijn

In de zeventiende eeuw boert Anthonij Veghtersz te Zwaag. Hij houdt zes koeien en twee schapen. Daarnaast is Veghtersz meester chirurgijn van het dorp en heeft hij vele obligaties in bezit. Er zijn nog veel meer boeren als Veghtersz. Ik kom boeren tegen die ook bakker zijn, die scheepsparten hebben of er een grootschalige wol- en huidenhandel op nahouden.

Extra inkomsten uit andere beroepen of beleggingen bieden een anker ten tijde van een landbouwcrisis.

Legio boeren verdienen dus niet alleen geld als boer, maar zoeken eveneens naar andere inkomstenbronnen. Logisch, want het leven als boer zit vol risico’s. Vee kan sterven, oogsten kunnen mislukken en prijzen kunnen kelderen. Extra inkomsten uit andere beroepen of beleggingen bieden een anker ten tijde van een landbouwcrisis. Andersom komt het ook voor: burgers die wat aan landbouw doen. Zo heeft Hilbrant Sael midden zeventiende eeuw een herberg te Aartswoud. Tevens houdt hij er drie koeien en twee schapen op na.

Het combineren van inkomstenbronnen van binnen en buiten de agrarische sector, zorgt ervoor dat de grens tussen boer en burger niet altijd even scherp getrokken kan worden. Dit is niet uniek voor vroegmodern Westfriesland, het is iets van alle plaatsen in alle tijden. Ik kom het bijvoorbeeld ook tegen in de kasboekjes die we tot nu toe voor ons project binnen hebben gekregen.

Een groot deel van de boeren die kasboekjes bijhouden, gaan verder dan sparen.

In een kasboekje van een boer in de Starnmeer lees ik dat hij in 1948 honderd gulden aan salaris ontvangt voor zijn positie als Heemraad. Een ander kasboek van omstreeks 1940 laat een veehouder zien te Kapelle (Zeeland), die ook geld verdient met een zuivelhandel. Desondanks vind ik vooral inkomsten uit kapitaal. Natuurlijk hebben veel boeren in de twintigste eeuw gewoon een spaarrekening. Echter, een groot deel van de boeren die kasboekjes bijhouden, gaan verder dan sparen. De net genoemde boer in de Starnmeer handelt in de jaren dertig in effecten van enkele duizenden guldens. En een boer in Noord-Groningen noteert in zijn kasboeken tussen 1936 en 1960 vrijwel elk kwartaal zijn ontvangsten uit effecten.

Van boer naar belegger

Sommige boeren schieten hier in door. Een paar generaties van een boerenfamilie in de buurt van Leiden verdienen hun geld met de veehouderij, voornamelijk gericht op de productie van boter en kaas. Ze hebben een indrukwekkende serie kasboekjes en andere financiële documenten nagelaten. Hierin zie ik dat ze rond 1900 beginnen te investeren in enkele obligaties. Geleidelijk wordt er steeds meer geld belegd op allerlei manieren. Zo lenen ze in de jaren twintig drieduizend gulden uit aan de rooms-katholieke kerk te Lisse tegen 5% rente per jaar. Langzamerhand verdwijnt de boerderij steeds meer uit beeld: deze boeren zijn beleggers geworden.

Bij ons op de boerderij is het nog niet zo ver doorgeschoten. Ondanks dat mijn broer elektricien is en dat we obligaties hebben, staat het melken van koeien nog steeds centraal. Toch kan de toekomst veel onverwachts brengen. We hebben op naam van onze boerderij kortgeleden een beleggersrekening geopend. Wie weet wat daarvan komt…

Mijn broer Dirk Schuijtemaker