Honderd jaar vermogensongelijkheid
Er wordt de laatste jaren uitvoerig gedebatteerd over ongelijkheid, zowel in Nederland en in de rest van de Wereld. Sinds Thomas Piketty’s baanbrekende werk Kapitaal in de 21ste eeuw uit 2013 willen niet alleen wetenschappers maar ook politici en journalisten weten hoe de vork in de steel zit.
Mede daarom publiceerde de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) in 2014 het rapport Hoe ongelijk is Nederland?. Dit rapport toont aan dat er ook in Nederland grote verschillen tussen arm en rijk bestaan, en bovendien dat vermogens ook ongelijk over de Nederlandse provinciën zijn verdeeld.
Een historische bijdrage
Met de onderzoeksgroep rond het Kasboekje van Nederland bekijken we verschillende aspecten die te maken hebben met de financiën van Nederlanders. Eén van de vragen die we ons stellen is: hoe (on)gelijk is het vermogen in Nederland verdeeld, en bovenal hoe dit door de tijd heen ontwikkeld is.
Op basis van aangiften, erfenisbelastingen, beroeps- en bevolkingstelling hebben we zicht op de verdeling van welvaart van honderd jaar geleden.
Om dit te onderzoeken heeft ons team een uniek databestand opgebouwd op basis van aangiften van erfenisbelastingen. Zo weten we voor een representatief deel van de Nederlandse bevolking uit 1921 hoeveel vermogen zij bezaten en waaruit dit bestond. Dit hebben wij vervolgens in verband gebracht met informatie uit de beroeps – en bevolkingstelling van 1920. Deze data geven ons een inzicht in de verdeling van de welvaart bijna honderd jaar geleden. De Nederlandse economie groeide toen in snel tempo, net zoals de laatste jaren het geval is. We vergelijken 1921 met 2014, omdat voor beide jaren data van hoge kwaliteit beschikbaar is.
Dankzij het WRR-rapport weten we hoe het vermogen op nationaal niveau verdeeld is en welke regionale verschillen er in 1921 en 2014 waren. Maar zijn de regionale verschillen altijd zo geweest, of heeft er een verandering plaatsgevonden? Er zijn verschillende manieren om de vergelijking te maken.
Vergelijken met absolute en relatieve verschillen
Eén manier is te kijken naar de totale vermogens per provincie en de absolute verschillen ertussen. Dit maakt een vergelijking door de tijd heen haast onmogelijk omdat de waarde en koopkracht van geld moeilijk te herrekenen is. Eén gulden in 1921 zou omgerekend naar vandaag ongeveer zesenhalve euro bedragen, maar er waren toen andere behoeften en prioriteiten. Zo gaven mensen in 1921 een groter deel van hun budget uit aan voeding, maar waren huizen relatief goedkoper. De zogenaamde “koopkracht” lag in 1921 een stuk lager, en dit maakt vergelijken moeilijk.
Een andere optie is om te werken met relatieve verschillen tussen de provincies, en door te kijken naar veranderingen in de onderlinge rangordes tussen de provincies. Figuur 1 en 2 geven een beeld van de situatie in respectievelijk 2014 en 1921.
Wat onmiddellijk opvalt (buiten het feit dat Flevoland in 1921 nog niet was drooggelegd) is hoe weinig verandering er schijnbaar heeft plaatsgevonden doorheen de tijd.
Er heeft in honderd jaar schijnbaar weinig verandering plaatsgevonden.
De rijkste provincies in 2014 zijn Zuid-Holland, Noord-Holland en Gelderland (figuur 1). Dat waren ook de rijksten in 1921 (figuur 2). Limburg, Friesland, Zeeland en Drenthe behoren in beide perioden tot de armste, zij het in een iets andere rangorde. De grootste wijziging vond plaats in Noord-Brabant. Deze provincie ontwikkelde zich de afgelopen honderd jaar van een grotendeels agrarische provincie, naar een van de economische centra van Nederland. Deels daarom is het opgeschoven naar de derde plaats in Nederland, waar het in 1921 nog de vijfde plaats bekleedde.
Plekken met een hoge bevolkingsdichtheid bezitten in werkelijkheid per hoofd minder vermogen dan in schijnbaar armere gebieden.
Deze manier van vergelijken geeft alleen een inzicht in de relatieve verdeling van het nationale vermogen en houdt geen rekening met de bevolkingsdichtheid. Zo is het mogelijk dat plekken met een hoge bevolkingsdichtheid in werkelijkheid per hoofd (per capita) minder vermogen bezitten dan in schijnbaar armere gebieden. Vergelijken we de gemiddelde vermogens per provincie in 2014 (figuur 3) met die in 1921 (figuur 4), dan zien we dat Zeeland relatief rijker geworden is. Hoewel Zeeland als provincie in 2014 (figuur 1) niet veel van het nationale vermogen vertegenwoordigt, is het gemiddelde vermogen er hoger dan in Zuid-Holland (figuur 3). Dit vertelt ons dat de Zeeuwen gemiddeld rijker zijn dan de Zuid-Hollanders.
Kortom, op provinciaal niveau lijkt er weinig veranderd de laatste honderd jaar. Maar wanneer we per capita vermogen vergelijken in beide periodes lijken Zeeland en Noord-Brabant een inhaalsprong gemaakt te hebben, terwijl Zuid-Holland relatief armer geworden is. Dit doet natuurlijk niet af aan het feit dat Nederland er algemeen wel vooruit op is gegaan.